Voor wie niet meteen op schoot springt.
(Of überhaupt niet durft te kijken.)
Ik pas af en toe op katten. Niet zomaar katten, nee.. vaak van die prachtige, gevoelige rasbeestjes die je eerst aankijken alsof jij een of andere indringer bent… en daarna verdwijnen onder de bank alsof je een heel eng iemand bent.
En weet je wat? Dat is helemaal oké.
Sterker nog: ik heb juist een zwak voor die beestjes die het allemaal even spannend vinden. Katten met een rugzakje. Of met een trauma. Of gewoon van nature wat voorzichtig. Katten die geen zin hebben in poespas. Of die eerst even moeten checken of ik geen slecht persoon ben.
Laatst maakte ik nog kennis met twee hele lieve Sphynxen. Zacht, warm, rimpelig: bijna aliënachtig, maar dan op een goede manier. Ze kwamen snuffelen, hielden afstand, en lieten zich uiteindelijk even aaien. Zó puur. Zo kwetsbaar en tegelijkertijd zó aanwezig.
En alsof dat contrast nog niet groot genoeg was, ging ik kort daarna oppassen op twee Siberische katten. Pluizig en heel gevoelig. Van naakt naar vol haar in een paar dagen. Best een leuke overgang trouwens.
Maar of ze nu haar hebben of niet, gespannen zijn of nieuwsgierig: ik geef ze allemaal de ruimte. Niet forceren. Geen trucjes. Ik laat ze gewoon zijn.
En ondertussen ben ik zelf ook gewoon wie ik ben. Zonder oordeel. Zonder druk. Geen gedoe.
En dat betekent ook: praten. Heel veel praten.
Mijn man zegt weleens dat ik meer tegen onze katten praat dan tegen hem. En hij heeft gelijk. Hij vindt het ergens juist lief. Dat ik hele gesprekken voer met Elmeau en Evi over hun dag, over hun brokjes, of over hoe schattig ze liggen te doen alsof ze me niet gehoord hebben.
Nou, met de oppaskatten doe ik dat net zo.
Als ze net niet durven te komen, of ergens in een hoekje zitten te twijfelen… dan praat ik tegen ze. Gewoon zachtjes. Bemoedigend.
"Je hoeft niks, hoor. Maar ik zit hier lekker. En ik ben best oké gezelschap, al zeg ik het zelf."
Of:
"Jaaa, jij wil eigenlijk wél, hè? Kom maar. Je mag zelf kiezen."
Soms kletsen ze terug. Soms met een miauw. Soms met een blik. Soms gewoon door iets dichterbij te komen liggen. En dat is voor mij pure magie.
Ik geloof erin dat je het vertrouwen van een dier niet wint door harder je best te doen, maar juist door minder te moeten. Door er gewoon te zijn: rustig, oprecht en beschikbaar zijn.
En het mooie is: dat werkt. Soms komen ze langzaam dichterbij. Soms nog niet. Maar altijd gebeurt er iets. Een kleine blik. Een neusje in mijn richting. Een ontspannen pootje ergens half in zicht. En dat… dat maakt m’n dag.
Het voelt altijd bijzonder om even hun veilige mens te mogen zijn. Zonder woorden. Zonder verwachtingen. Gewoon samen in dezelfde ruimte.
En stiekem, heel stiekem, denk ik: daar zouden wij mensen soms ook wat van kunnen leren.
Psst. Zie je het verschil tussen de oppaskat (die lekker op de grond ligt) en onze Elmeau (in Marks armen)? Ik dacht dat onze Elmeau veel haar had..... hahah, baas boven baas. De Sibeer wint.